U gaat met bed naar de scopie-afdeling. De longarts geeft u een plaatselijke verdoving met een injectie. Eerst wordt er een slangetje ingebracht, waardoor vocht rond de long verwijderd wordt. Via datzelfde slangetje wordt lucht in de borstholte gespoten. Daarna wordt met doorlichting (röntgenstralen) gecontroleerd of de long voldoende 'los' ligt van de borstwand. Vervolgens wordt u op uw zij gelegd. Vaak krijgt u door de infuusnaald pijnstillende medicatie en eventueel het “roesje” (sedatie) ingespoten.
De arts maakt in uw zij ter hoogte van uw longen een sneetje van 2 tot 3 cm. Via de kijkbuis bekijkt de longarts de buitenkant van uw longen en de binnenkant van uw borstkas. Vaak neemt de arts wat weefsel weg voor onderzoek. Dit kan heel even pijn doen.
De longarts laat door het sneetje een plastic slangetje achter in de ruimte tussen longen en borstkas. Dit slangetje wordt de thoraxdrain genoemd. De drain wordt met een hechting vastgemaakt aan de huid.
De thoraxdrain (zie afbeelding) wordt aangesloten op een afzuig/drainagesysteem. Meestal wordt door middel van lichte zuigkracht de lucht of het vocht weggezogen zodat de long zich weer kan ontplooien. Na het onderzoek wordt u teruggebracht naar de verpleegafdeling.
Het ‘roesje’ (sedatie) wordt vlak voor het onderzoek toegediend via de infuusnaald. U krijgt een middel waar u slaperig en/of rustig van wordt. Lees de informatie hierover via de volgende link: roesje (sedatie) bij een endoscopisch onderzoek.